ESSAY culturalisme

Voor de module culturalisme heb ik mij de afgelopen weken bezig gehouden met de architectuur over de hele wereld onder invloed van verschillende culturen. Van Albert Speer met zijn minimalistische neoclasisme voor het nieuwe Duitse rijk tot Antoni Folkers die de traditie en nieuwbouw in Afrika van de afgelopen eeuw belicht. Door onze westerse opvoeding zijn wij opgegroeid met bepaalde normen en waarden, die wij gedurende de rest van ons leven nastreven. Deze vormen een basis van hoe wij tegen bepaalde dingen aankijken en wat ons verwachtingspatroon ergens van is. Die basis is voor veel delen over de wereld verschillend, vaak door een bepaalde levensbeschouwing of door een ander klimaat. Door deze andere culturen te bekijken en jezelf open te stellen voor andere ideëen kunnen daar interessante voorbeelden uit voort komen.

Een ontwerp is gigantisch afhankelijk van de locatie waar het gebouwd zal gaan worden, daarom is het zeer belangrijk een locatie goed te bestuderen alvorens het ontwerp op tafel ligt. Hierbij moet niet alleen gekeken worden naar wat voor bouwgrond de locatie bevat en hoeveel bomen er omheen staan, maar juist de gehele omgeving, klimaat, bouwtechnieken, cultuur etcetera moeten hierin worden meegenomen. Voor een ontwerp in Nederland staan we daar meestal niet snel bij stil, omdat we een aantal stappen al over slaan voor we dat zelf in de gaten hebben. Dat is een onbedoeld automatisme omdat we de cultuur en omgeving door en door kennen. Juist voor een ontwerp in een geheel ander klimaat of cultuur moeten we alert zijn op dit goede vooronderzoek. Er zijn daar hele andere levensopvattingen en behoeften die van invloed zijn op de eisen van een ontwerp, waardoor we dat automatisme uit moeten schakelen en helemaal overnieuw moeten beginnen bij het allereerste begin. 

Door goed te kijken naar eerdere bebouwing van een gebied kunnen we daar veel lering uit trekken. Zoals de Afrikanen bijvoorbeeld in de cour met cases leven, is een gevolg van hoe de omgang met elkaar is van een familie. De case is alleen om te overnachten en niet zoals in Europa een woning waar wij het grootste deel van de dag doorbrengen om te ontspannen, eten en te overnachten. In Afrika zijn de mensen vooral buiten bezig om voedsel te verzamelen en andere dingen te doen, maar vooral samen met andere familieleden. Alleen ’s nachts betrekken zij zich in hun cases om te rusten. Dit geeft al aan dat een Afrikaan hele andere behoeften heeft aan een woning dan een Europeaan. En zo is het niet alleen voor woningen maar ook voor kantoren, stadsplanning en andere bebouwing geldt dat er grote verschillen zijn over de wereld.

Om verder te gaan over Afrika is het zeer interessant om te kijken naar de invloeden van het klimaat op de bebouwing. In de loop der jaren zijn er veel ontwerpen geweest die hierin hebben gefaald of juist hun voordeel uit hebben gehaald. Zoals Folkers ook behandeld in Moderne architectuur in Afrika, ontstonden eind negentiende en begin twintigste eeuw veel kolonies van Europese landen in Afrika. De Europeanen probeerden daar, in de trend van het nieuwe Europa, betere leefomstandigheden te creëeren voor de lokale maar vooral voor de koloniale mens. Dit heeft de architectuur in Afrika zeer beïnvloed, zowel positief als negatief. 

In de eerste jaren dachten de Europeanen hetzelfde te kunnen bouwen zoals zij dat in hun vaderland ook deden. Later kwamen ook zij erachter dat deze bouwprincipes niet ideaal waren voor het lokale klimaat levensstandaard. De massieve betonnen bebouwing was bijvoorbeeld in de tropen een voortdurend opwarmende massa overdag, die ’s nachts niet genoeg kon afkoelen omdat de temperatuur relatief weinig daalde. Om deze hitte te voorkomen bouwen wij Europeanen vaak installaties voor verkoeling en installatie, maar da is eigenlijk niet direct een probleem oplossen. De architecten een aantal jaar later waren hier beter mee bezig, door de oorsprong van de hitte te proberen te voorkomen. Zo bouwden zij grote dakoverstekken en veranda’s om het gebouw heen, zodat de gevel niet in het directe zonlicht stond en minder opwarming ondervond. Wat ook steeds terug komt is de oost-west oriëntatie van langwerpige ondiepe bebouwing. Waardoor de korte kopgevels op het oosten en westen staan en de lange gevel op Noord en Zuid. Omdat de zon op Zuid zo hoog staat wordt de lange gevel weinig belast door directe zonopwarming. De korte kopgevels zijn minder groot van oppervlak en zo wordt de laagstaande zon aan het begin en eind van de dag niet als hinderlijk ondervonden. Wat ook een rol speelt bij deze bouwvorm is de natuurlijke ventilatie, door de ondiepe bebouwing kan de wind over de dwarsrichting van het gebouw waaien. Dit bied verkoeling en frisse lucht, wat samen met die minder opwarmende gevels bijdraagt aan een behaaglijkere omgeving. Door dan ook het dak nog iets op te lichten van de wanden kan de warme lucht onder de nok nog ontsnappen, zodat deze niet bevangen blijft binnen het gebouw en er nieuwe frisse lucht kan worden aangevoerd. Dit zijn oplossingen die nog niks te maken hebben met installaties, maar gebruik maken van de de natuurlijke verschijnselen.
Door hier goed gebruik van te maken kunnen de kosten voor verkoeling en ventilatie zeer beperkt worden. Het verbruik van energie in deze streken is vaak al niet aan de orde, omdat de mensen simpelweg vaak geen geld hebben om alles met installaties te verhelpen. We kunnen door de bouwvorm al veel geld besparen op energieverbruik. Daarnaast kan ook de bouwtechniek en methode bijdragen aan een verbeterd bouwproces. Als het bouwproces versnelt of vergemakkelijkt kan worden drukt dit de kosten ook. Zeker als we in acht nemen dat in bijvoorbeeld Afrika minder geschoolde bouwvakkers zijn, door een versimpelde bouwmethode met repetitie van details is het niet moeilijk om te bouwen. 

Zo moeten we vaak gebruik maken van primaire oplossingen, op zoek zijn naar de oorsprong van een probleem en niet het probleem behouden en achteraf secundaire of tertiaire oplossingen bedenken. Hoe eerder in het bouwproces een probleem wordt aangepakt hoe minder kosten dit met zich meebrengt en hoe beter het uiteindelijke gebouw zich zal gedragen. Vaak kan door een goed vooronderzoek worden ontdekt hoe onze voorgangers hiermee omgingen, hier moeten we altijd onze lering uit blijven trekken.

URBAN PLANNING IN LATIN AMERICA, AFRICA AND ASIA - Wolfgang Lauber, Tropical architecture

In Rio De Janeiro leven de middel en bovenklasse in hoge wolkenkrabbers, de arme mensen in geïmproviseerde familiehuisjes in de zogenoemde favela’s. Deze tweedeling heeft natuurlijk te maken met de sociale verdeling en is bij het rijke gedeelte vooral gebaseerd op de Portugese koloniale stad en de Europese steden van tot 1950. Daarna is vooral de Amerikaanse hoge bebouwing in beeld gekomen. Deze gebouwen worden steeds beter, maar de scheiding tussen rijk en arm wordt hierdoor wel steeds groter. Daarom zijn deze steden op het moment bezig om kunstmatige wijken en luxe getto’s te bouwen. 

Voor 1900 was de kust geen aantrekkelijke om te wonen, maar dit veranderden omdat het een soort hype werd om aan zee te wonen. Zo verdwenen in Copacabana kleine strandhuisjes en er kwamen grote appartementen en hotels voor terug.  Copacabana was geopend in 1885 als een dorp voor de bouw van een tunnel en in 1930 was het een wijk vol met villa’s. in 1950 veranderde het in een international ressort. Door de externe toename in dichtheid, ontstond er ook een interne toename. Dit fenomeen noemt men ook wel ‘Copacabanistatie’.  De dichtheid steeg naar 1000 mensen per hectare en door de druk van het verkeer was het elegante beeld in Copacabana in 1970 al enigszins aangetast. Vandaag bestaat het beeld vooral uit Art Deco en vroege modernistische gebouwen met elegante gevormde façades en horizontale banden van glas. (Oscar Niemeyer’s atelier is daar een mooi voorbeeld van) De mensen uit de favela’s maken tevens goed gebruik van de aangeboden banen in Copacabana. De huur van de appartementen zijn behoorlijk hoog omdat het aan zee ligt en er zijn door de dichtheid weinig groene plekken .Hierdoor is het strand vrij centraal en word het gebruikt voor feesten en dergelijke. In deze warme en vochtige tropen zijn de Europese blokken niet ideaal, vooral omdat ze niet geschikt zijn voor de dwarsventilatie die we bij Folkers ook al regelmatig tegenkwamen. Door de hoge dichtheid van bebouwing is het moeilijk om deze natuurlijke ventilatie na te streven en is het ook verplicht geworden overal energievragende airconditioners te hebben.

Ipanema en Lebion liggen aan zee en een kunstmatig meer. Ipanema was in 1930 ook een stad met villa’s en zomerhuisjes. In 1940 kwamen hier 4 verdieping hoge huizenblokken te staan. Door de dure grondprijzen werden dit later 15 tot 20 verdieping hoge huizenblokken. Ook kwam de regel dat voor elke meter een gebouw terug gezet werd, mocht een extra verdieping gebouwd worden. Hierdoor ontstond er een beeld met verschillende hoogtes en lijnen. Ipanema is minder dichtbebouwd als Copacabana, waardoor er meer groen te vinden is. En omdat ze gebruik maken van alleen staande hoge smalle torens, is de ventilatie stukken beter. Maar omdat airconditioning algemeen is geworden is deze manier van bouwen minder aantrekkelijk geworden.

Barra da Tijuca ligt aan een 20 kilomter lang strand en bevat een hoop kunstmatige meren. Dit gebied was vroeger een natuurreservaat en daarom was het plan om enkel losse hoge strandtorens langs de snelweg te zetten. Door de verschillen in tendensen die hier ook te vinden zijn, ontstaan er privé gebieden met beveiliging, ook wel luxe getto’s genoemd. Overal staan fitnesscentrums, zwembaden en dergelijke, deze gebieden zijn dus enkel weggelegd voor de rijke klasse. Daarom geeft Barra de veiligheid en comfort wat in andere metropolen is weggenomen. Maar tegelijkertijd heeft Barra geen historie, identiteit en een publiek leven. 

In Mexico City zijn er veel arme wijken en de nieuwe bouwtechnieken wijken ver af van de Europese modellen, waardoor er veel verschillende woningtypes zijn ontstaan. Er zijn veel beveiligde wijken en voor de arme wijken ontstaat er een trend in het zelf bouwen van huizen wat ook een eigen infrastructuur als gevolg heeft. Er wordt wel een strikt stratenpatroon toegepast waar de armen hun eigen huis op kunnen bouwen. De huizen hebben meestal een betonnen frame gevuld met bakstenen of betonnen blokken. Op deze manier zijn de gebouwen  een flexibel schild, wat reageert op de bewoners meestal twee verdiepingen en vijf tot acht kamers. Deze vorm van informele bouwen is gelegaliseerd en daarom is het lastig een stedenbouwkundig project te ontwikkelen. Echter door de hoger grondprijzen komen deze wijken wel steeds meer onder druk en is het de vraag of ze lang zullen bestaan.

De vele favela's in Rio De Janeiro zijn geplaatst op heuvels, waardoor bij hevige regenval en slechte bouwgrond de stabiliteit ver te zoeken is. Een aantal studenten zijn bezig geweest een basis type huis te creëren wat de situatie in de favela's zal verbeteren. Het concept wordt op een 90 cm grid gebouwd en bevat veel geprefabriceerde materialen. Het huis staat op een strokenfundering die meegaat met de helling. Op een halve meter boven de fundering ligt een prefab holle blokken vloer, zodat het water onder het huis door kan stromen. Het dak bestaat vooral uit bamboe om het gewicht en de kosten te drukken. Dit is een interessant model om de favela bewoners te helpen in het snel, goedkoop en makkelijk bouwen. Er is weinig bouwkundige kennis voor nodig, omdat het bijna een kant en klaar bouwpakket is. De combinatie van juist materiaalgebruik en bouwmethode is denk ik ideaal voor deze situatie.