II BOUWEN IN AFRIKA, Antoni Folkers - Moderne architectuur in Afrika

De typische Afrikaanse bouw vorm is de vorm van de cour met om zich heen gegroepeerd de cases, ook wel ronde mud huts genoemd. Deze case is een ronde conische bouwvorm die uit de Afrikaanse dialectiek van betrokkenheid ontstaat: God is de samenbindende kracht in de mens. God is één, gesymboliseert door een ononderbroken lijn (de cirkel). De case is gemaakt van leemsteen (banco) of van vlechtwerk met leem bestreken, dit wordt afgedekt met een conische rieten kap op een paraplu van hout en takken. De case is niet alleen een onderkomen voor de nacht, het is een levend organisme dat een eenheid vormt met zijn bewoner en onlosmakelijk verbonden is met de gemeenschap en de kosmos. Zoals het individuin de gemeenschap zijn plaats heeft in de aardse cirkel van de nog-niet-geborenen, de levenden en de doden, geldt dat ook voor het huis. Het is vormgegeven met de aarde zelf, als een soort creatie van een pottenbakker. Het blijkt overigens ook ook een bijzonder duurzaam gebouw te zijn, omdat de case persoonsgebonden is wordt er bewust gekozen voor een korte levensduur. Daardoor waren ze optimaal ontworpen en gebouwd om snel op te bouwen en zonder veel energie weer af te breken. Duurzaam hoeft niet altijd te maken hebben met recyclebare materialen, maar vooral de benodigde energie voor het totale proces kan maatgevend zijn.

Onder andere Franse, Duitse, Engelse en Nederlandse koloniën ontstonden in Afrika als gevolg van de handel die werd gedreven om goedkopere specerijen e.d. te verkrijgen. Er waren vaak onderzoekers bij die de Afrikaanse architectuur bestudeerden, maar de koloniale bouw kende lange tijd toch meer hun eigen stijl. Men probeerde de Afrikaanse historie hierbij te betrekken, doch werd vaak de westerse gedachte de leidende visie. Er was achteraf nauwelijks belangstelling voor de traditionele Afrikaanse bouwkunst. De westerse bouwtechniek werd standaard en ondanks dat deze niet voor alle Afrikanen bereikbaar was werd er wel westerse bouwtechnologie onderwezen. De nadruk ligt op de moderne bouwtechnologie, het was een model geworden voor de wederopbouw in Europa en de vooruitgang in de ontwikkelingslanden; de na de Tweede Wereldoorlog modernistische architectuur.

Er werden enkele gebouwen geplaatst in de trend van koloniale verzorgingsstaat, zoals bijvoorbeeld de universiteitscampus van Dar es Salaam (USDM) en de technische faculteit (FOE). Vooral de FOE had als taak om vanuit de lokale traditie de culturele, sociale en economische ontwikkeling van het land te onderwbouwen volgens de principes van democratie, socialisme en zelfbeschikking. In 1973 werden de eerste studenten toegelaten en in 1974 was het faculteitscomplex, ontworpen door Norman & Dawbarn in samenwerking met de Tanzaniaanse regering, gereed. Lippsmeier noemde de wederkerende eenvoud kenmerkend voor het ontwerp, detaillering en materialisering was ingezet op herhaling en vereenvoudiging ten behove van een snelle uitvoering. Hij pleitte ook voor een sybiose tussen plaatselijke traditie en westerse kennis, waarbij het de uitdaging was om niet terug te vallen op vormaspecten. Achteraf blijkt dat de Afrikanen het woord ‘onderhoud’ niet kenden en de gebouwen op het complex gingen vervallen in de loop der jaren. Uit een onderzoek naar economische en onderhoudstechnische aspecten bleek dat de moderne bouwtechnologie twee keer zo duur uitviel als in Engeland. De grootste schade werd veroorzaakt door daklekkage, de achilleshiel van een in de tropen staand gebouw.

Toch bleek later dat de gebouwen in de modernistische traditie vanuit bouwt echnologisch standpunt bezien succesvol waren. Intussen waren fabricaten als cement, glas, golfplaten, wapeningsstaal en wandtegels over het algemeen breed verkrijgbaar in Afrika en worden daar ook geproduceerd. De hypermoderne gebouwen bleken duurzamer te zijn dan werd verondersteld, bovendien werden ze omarmd als symbolen van vooruitgang en economische groei en bewijs van Afrikaans kunnen.
Het grootste deel van de gebouwde omgeving in Afrika is echter informeel, zonder tussenkomst van een academisch gevormde ontwerper bouwen de bewoners vaak zelf hun woning. Omdat de Afrikanen weinig keuzes hebben worden ze gedwongen creatief en goedkoop te bouwen. Met de nadruk op een gemakkelijk bouwproces met minimaal materiaalgebruik. De meeste bebouwing is opgetrokken uit cementsteen en golfplaten vanwege de hoge dichtheid, onderhoudsvriendelijk en beperkte beschikbaarheid van leem. Ondanks de slechte bescherming tegen hitte of kou, weinig bescherming en prijzigheid van de golfplaat blijft deze toch populair onder de bevolking. 
Omdat leem toch het populairst bleef als bouwmateriaal, ondanks de opkomst van het cementsteen, werd het voortaan gepropageerd als modern materiaal dat zich juist leent voor een eigentijds stijl idioom. Het werd als goedkoop, niet arbeidsintensief en klimaat technisch optimaal materiaal gepropageerd.

‘De combinatie van formele en informele elementen, van moderne en traditionele materialen en technologie, en de mengeling van traditionele en internationale vormgevingsaspecten kunnen door de hand van de meester worden omgezet in een onmiskenbaar Afrikaanse architectuur’  Folkers, A. 2010 / SUN. Moderne Architectuur in Afrika, blz 233

Geen opmerkingen:

Een reactie posten